W door Evert Wilbrink
artikel april 2009, ook gepubliceerd in Het Platenblad


In een zee van slecht nieuws hoor ik om halfzes vanochtend op de radio, onderweg in de auto terug van Deborah’s school, dat de makers van de Blackberry tegen alle verwachting in een 20% hogere winst gemaakt hebben dan ze voor het laatste kwartaal verwacht hadden. 25 miljoen mensen hebben inmiddels een ‘smart foon’ van het merk Blackberry en weet niet hoeveel hebben er één die er een beetje op lijkt.

Toen Hennie van Kuijeren in 2002 afscheid nam als directeur van EMI Nederland, traditioneel een van de twee grootste platenmerken in Nederland (BMG, Sony en Warner’s zijn relatief nieuwelingen), waarschuwde hij voor ‘het mobieltje’ als de grootste bedreiging voor de muziekindustrie. Ik heb daarna niemand meer over de mobiele telefoon als potentiële ‘killer’ van de platenbiz gehoord, het gaat altijd over piraterij en illegaal downloaden, nieuwe zakelijke modellen en ‘tijdig inspelen op de trends’. Maar ik heb zomaar het idee dat we naar Hennie hadden moeten luisteren en dat al het kip-zonder-kop geren om een deuk te maken bij iTunes of in de beltoonmarkt, tevergeefs, te vroeg of te ondoordacht geweest is.

Is Rock ‘n Roll hartstikke dood of zijn we ouwe lullen met heimwee naar onze gouwe ouwe tijd, de hits van gisteren?

In de jaren zestig en zeventig was muziek ons leven en draaide ons leven om de muziek. Muziek was onze passie, onze hartslag, onze adem. Er ging geen dag voorbij zonder dat we weer een nieuwe sensationele single op de radio hoorden. De hits bleven uit de grond springen. De kettingzaagbromtoon aan het begin van “I Feel Fine” liet de knopen van m’n hemd springen. Bij “When A Man Loves A Woman” van Percy Sledge voelde ik mijn hart krimpen. Het zinderende intro van “Won’t Get Fooled Again” liet me over m’n hele ruggegraat huiveren. Het loopje van “Sunshine Of Your Love” bleef ik dagenlang neuriën tot iedereen om me heen er gek van werd. Of was het “You Did It Again” van de Soft Machine? Het intro van Hendrix’ “All Along The Watchtower” op ‘repeat’ gaf me een stoot meer adrenaline dan je je maar voor kan stellen. Motown, Liverpool, de New Yorkse Tin Pan Alley hitfabriek en Swinging London lieten me dag in dag uit uit m’n dak gaan.

Vandaag de dag is mijn leven nog steeds een leven vol muziek, maar de wereld om me heen lijkt er schijt aan te hebben. En de nieuwe liedjes waar ik voor val zijn kleiner en breekbaarder dan ooit. Ik raak verliefd op een ‘murder-ballad’, een zwartgallig nummer als “If I Had A Gun” van de Rhythm Angels, Buddy & Julie Miller’s intens trieste “Don’t Say Goodbye”. Liedjes die ik voor mezelf houd, terwijl ik vroeger voor “Get Off My Cloud” van de Stones, James Brown’s “It’s A Man’s World” of Gene Pitney’s “24 Hours From Tulsa” de stereo naar 11 joeg en de ramen open zette om de buren wakker te maken. M’n ouwe huisarts in Koedijk, André Groothuis, die verder weg aan de Kanaaldijk woonde, spreekt er nog schande van. Z’n ramen trilden van Meatloaf’s “Paradise By the Dashboard Light”, Kate Bush’s “Wuthering Heights” en “Knockin’ on Heaven’s Door” door Guns & Roses. Hoewel, ik herinner me dat-ie ooit een tuinfeestje gaf waarvandaan de lange versie van “Knockin’ on Heaven’s Door” loeihard onze kant op waaide en mijn ex zwaar over de rooie ging. Ruim door de geluidsbarrière!

Muziek is nog steeds superbelangrijk. Niet alleen als voer voor de ziel, maar ook economisch. Meer dan ooit. Er wordt een hoop geld aan concertkaartjes uitgegeven, veel meer dan vroeger. Paradiso kostte nooit meer dan tien gulden, nu is honderd Euro voor een stadionstoeltje gemeengoed. Er worden miljoenen uitgekeerd voor muziek in films, TV-series, commercials en voor het draaien op de radio. En SENA incasseert steeds meer van wat je in de kroeg, bij de groenteboer of de tandarts hoort. Maar de verkoop van ‘plaatjes’, van de CD, keldert al een paar jaar lang gestadig naar benee. Zonder dat ‘downloads’ de gemiste omzet compenseren: zes, zeven, hooguit acht procent wereldwijd wordt betaald - in Nederland, schat ik, drie van de honderd. Sinds de Philips gloeilampenfabriek haar muziekgigant PolyGram aan Universal verkwanseld heeft, omdat Boonstra c.s. dachten met CD-kopieerapparaten meer koerswaarde voor de aandeelhouders op te kunnen bouwen, kalft de verkoop van geluidsdragers af. Zijn downloaden en kopiëren de oorzaken of worden er gewoon geen opgelegde hits meer geboren? Van die singles die onze oosterburen hun ‘Aha Erlebniss’ bezorgden en ons de ‘buzz’ van een driedubbele espresso? Nummers als “Cathy’s Clown” van de Everly Brothers; “Born To Be Wild” van Steppenwolf; the Loving Spoonful met “Summer In The City”! Of is het mobieltje er echt schuld aan?

Via verdachte websites, die miljoenen aan advertenties binnenhalen over de rug van De Muzikant, en via peer-to-peer netwerken, kan iedereen vandaag de dag bijna alles gratis en voor niets binnenhalen. Misschien niet Gurf Morlix’ laatste CD of die van de Kampense groep Swelter, maar er ligt overweldigend veel geweldigs zo voor het oprapen. Het grote publiek krijgt langzamerhand de indruk dat muziek gratis, ‘umsonst’, vrij is, zo ‘free’ als ‘love’ in de ‘sixties’. Dat je niet voor de dokter of de eerste hulp hoef te betalen vind ik normaal, maar dat een beetje muzikant in Europa er een tweede, en hier in de VS een tweede of derde baantje bij moet zoeken om gratis de muziek te kunnen maken waar jij en ik om zitten te springen…. Dat gaat me te ver.
Via verdachte websites, die miljoenen aan advertenties binnenhalen over de rug van De Muzikant, en via peer-to-peer netwerken, kan iedereen vandaag de dag bijna alles gratis en voor niets binnenhalen. Misschien niet Gurf Morlix’ laatste CD of die van de Kampense groep Swelter, maar er ligt overweldigend veel geweldigs zo voor het oprapen. Het grote publiek krijgt langzamerhand de indruk dat muziek gratis, ‘umsonst’, vrij is, zo ‘free’ als ‘love’ in de ‘sixties’. Dat je niet voor de dokter of de eerste hulp hoef te betalen vind ik normaal, maar dat een beetje muzikant in Europa er een tweede, en hier in de VS een tweede of derde baantje bij moet zoeken om gratis de muziek te kunnen maken waar jij en ik om zitten te springen…. Dat gaat me te ver.

Niet iedereen bezondigt zich aan gratis downloads. Willem Venema, ooit T-shirt verkoper bij Herman Brood en later eigenaar van Neerlands’s grootste indie-boekingskantoor DoubleYou: “Ik prijs mij gelukkig dat ik niemand ken in mijn omgeving die downloadt. En ik? Ik weet niet eens hoe dat moet, en ik schaam me er niet eens voor!”. Als muziek altijd gratis geweest zou zijn, zouden we dan ooit “Blowing In The Wind”, “California Dreaming” of “Born in the U.S.A” gehoord hebben? Zouden Springsteen en Dylan alleen voor roem en zoenen geschreven hebben? Woody Guthrie schreef “This Land Is Your Land” puur uit protest tegen Irving Berlin’s veertiger-jaren radio-monster “God Bless America”, maar die tijd is voorbij. Sinds “I Want To Hold Your Hand” wil de muzikant beslist ook een paar centen verdienen.

Om je muziek vandaag de dag in de vaart der volk’ren op de stoten moet je meer horden nemen dan in het verleden. De platenbonzen die in de 60-er en 70-er jaren hun kop op het blok legden om een band te breken waar hun bazen niets in zagen, of de A&R jongens van de jaren 80 en 90, die liever niets deden dan hun baan in de waagschaal stellen om iets nieuws te breken, die bestaan niet meer. Dat is een gepasseerd station. Maar achter dat lege pand ligt een heel labyrint aan mogelijkheden, waarvan een heleboel ingangen helaas doodlopende straten zullen blijken. Ik zoek op MySpace en YouTube regelmatig naar nieuwe dingen en vind die af en toe, maar een beetje zanger, componist of bandje, moet tijd of geld stoppen in een miljoen andere digitale zaken. Wereldwijde ‘song-competitions’, Facebook, Twitter, Muzika, LastFM, Hyves... Twee jaar geleden had ik de illusie dat ik Corazong Records ook in de VS aan de man zou moeten brengen. Nu zijn er drie, vier keer zoveel AirplayDirect, RadioSubmit, Constant Contact en MySpace zaken aan de hand, maar ook toen was het voor Laura en Deborah hier beneden een volle dagtaak om zichtbaarheid voor onze muziek te creëren.

De technische ontwikkelingen hebben de kunst van het opnemen bij iedereen thuis gebracht. Een computer, een microfoon, een stuk software en een DI-box hebben de Springsteens, U2s, Taylor Swifts en Allison Krauses van deze wereld heel wat goedkoop opererende concurrenten bezorgd. De tijd dat alleen de groten der aarde en hun platenlabels 200 gulden per uur voor de 48-kanaals mengpanelen en 24-sporen recorders van Wisseloord of Soundpush konden neerleggen is voorbij. Willem van Kooten heeft volgens mij z’n Bullet Sound onder zien gaan in een vloed van ‘studiootjes op zolder’. En in plaats van zeventig, tachtig albums per week worden er nu een paar honderd, misschien wel vele duizenden per week ten doop gehouden, die allemaal door diezelfde krappe publiciteitstrechter moeten. Opnamen van super talent, van doorsnee talent en van totale mislukkingen. Het wordt moeilijk voor de doorsnee consument om uit zo’n overvloed aan aanbod net dat kleine juweeltje te pikken.

Ik dacht op een gegeven moment dat ik me heel wat moeite kon besparen door blind te gaan op de eindejaarslijstjes van Mojo, Uncut en Rolling Stone. En onlangs besloot ik ook maar eens, op zoek naar ‘dat nieuwe’, de Nederlandse Top40 eens helemaal af te luisteren. Oeps, niet z’n geweldig idee. Ik hoorde veel moois van Krezip, Ilse De Lange en Anouk, maar het gros is Nederlandstalige ellende of techno-disco-rap-shit. En de huidige Europese #1 van Lady Gaga klinkt wat mij betreft als de vijf miljoen andere dance dreunen, die ik sinds “Saturday Night Fever” voorbij heb horen komen. Tot m’n schrik was ik al blij met James Morrison en Nelly Furtado’s “Broken Strings”… Al luisterend naar de Nederlandse smaakmakers van de week en terwijl Lilly Allen haar kleren uittrekt in “The Fear”, komt het me voor dat de laatste twintig jaar zich alleen in m’n fantasie hebben afgespeeld, dat de tijd is blijven stilstaan. Maar dan voel ik m’n gewrichten weer en een zeurende pijn onder in m’n rug en weet ik dat het 2009 is: welkom terug in de vreselijke realiteit van Britney Spears’ “Circus”.

Niet dat m’n reumatische gewrichten er beter van werden bij het luisteren naar de beste albums van 2008 volgens de lezers en scribenten, de goeroes van  Mojo, Uncut en het legendarische Rolling Stone. Zijn de Fleet Foxes het antwoord op mijn smachten? Zijn de Kaiser Chiefs niet even wegwerpbaar als indertijd Whistling Jack Smith’s oubollige “Kaiser Bill’s Batman” uit 1967 en net efkes minder vrolijk? Misschien klink ik oud en verbolgen als ik Bruce Springsteen’s “Magic”, Neil Young’s “Chrome Dreams II” and Bob Dylan’s “Tell Tale Signs” de meest onderhoudende langspelers van de afgelopen twee jaar vind. En misschien is het heel naïef om te denken dat Cadillac Sky, Red Molly, Gurf Morlix, Sam Baker, Taneytown and Twilight Hotel onze wereld moeten kunnen redden van gezapigheid en muzikaal behang. Maar, met alle respect, wat moet ik nou met TV On The Radio? En ik heb echt m’n best gedaan The Last Shadow Puppets, ondanks m’n aanvankelijke warme gevoel voor “Age Of Understatement” boven Frankie Goes To Hollywood te waarderen, maar klinkt het nieuwer of beter? De enige troost die ik uit de lijstjes van de Britse bladen putte was Amerika’s meest onderschatte dichter Randy Newman met “Harps And Angels” bij Mojo op 25 en bij Uncut op 14.

Wordt er nog wel ‘goeie’ muziek gemaakt? Of ligt “The Day The Music Died” al te ver achter ons? Hebben rap en disco de vaderlandse Top40 om zeep geholpen? Ging het daarna bergaf? Stopte Abba net op tijd en gingen de BeeGees net even te ver? Hoe verlang ik naar m’n kleine zusje Joanie (Jett) terug als ze “I love rock ‘n roll, so put another dime in the jukebox, baby – I love rock ‘n roll, so come on, take your time and dance with me…” zingt! Goeie muziek kent geen prijs. Ik herinner me dat zoon Thijs na het downloaden van Slipknot’s eersteling met twee tientjes in de hand naar Popeye in Alkmaar rende om ‘m te kopen: “Ik weet dat je ‘m voor niks kan krijgen, maar ik kan niet langer wachten!”. Of dat ik z’n CD van “Follow The Reaper”, Children Of Bodom, stiekem meenam en loeihard in de auto draaide om van m’n migraine af te komen. Ik herinner me de tinteling in m’n maag van de aurale schoonheid van Sam Baker’s album “Pretty Little World”, volop breekbare muzikale miniatuurtjes. En dat ik voor het eerst de Antwerpse Inneke23 & the Lipstick Painters hoorde met hun mix van ingesleten Gram Parsons-sounds, een scheut punk en flarden Frans chanson uit een studio in Slovenië. Of het juichen van m’n hart toen ik voor het eerst de rauwe Ramoneske energie en prachtige liedjes van Barbara Keith en haar Stone Coyotes hoorde. En nogmaals roep ik dat Cadillac Sky de Pink Floyd van de ‘country music’, de Led Zeppelin van de ‘bluegrass’ gaat worden. En dat ik blij ben met de 5 Grammy Awards voor Robert Plant en Alison Kraus. “Raising Sand” is niet eens zo’n geweldig album, maar meer en meer mensen om me heen zien het als een rots in een oceaan van verveling.

Hé, nog steeds gaat er geen dag voorbij zonder geweldige muziek. Net nog hoorde ik achter elkaar in de auto Bob Seeger’s “Night Moves” en Phil Collins’ ode aan de Supremes, “You Can’t Hurry Love”…. Maar genoeg is nooit genoeg en het meeste komt van artiesten wier houdbaarheidsdatum langzamerhand overschreden is of van artiesten waaraan de rest van de wereld blijkbaar nog geen behoefte heeft. Mijn geduld kalft af en de wanhoop groeit: waar blijft de nieuwe Paganini, de jonge Bob Marley, de volgende Van Morrison. Artiesten die ons ‘Idols’ en Gerards Joling c.s. kunnen laten vergeten, die de herinnering aan de technoterreur, het discogedreutel en kamerbrede lamlendigheid kunnen uitwissen. Ik ben nog steeds verslaafd aan de kick die ik kreeg toen ik voor het eerst “Rain” en “Paperback Writer”, “I Feel Fine” en “She’s A Woman” hoorde bij een van de Britse radiopiraten Radio City, Radio Caroline of Radio London. Van iedere nieuwe Beatles single kreeg ik een zelfde oorgasme als bij het steeds opzwepender crescendo van Roy Orbison’s “Running Scared”, “You’ve Lost That Loving Feeling” van de Righteous Brotjhers, Ike & Tina met “River Deep Mountain High” of de verbluffende treurigheid van Gerry & The Pacemakers’ “Don’t Let The Sun Catch You Crying”. En ik heb vreselijke heimwee naar momenten als toen Radio Veronica’s Joost Den Draayer in z’n Billboard Top100 programma op woensdagavond de mooiste twee minuten en dertig seconden uit het leven van Gene Clark en Roger McGuinn draaide: Op nummer één The Byrds met “Mr. Tambourine Man”!

Joost den Draayer, voormalig programmaleider bij één negen twee – goed idee - Radio Veronica – het station waar muziek in zit, stapte bij de microfoon vandaan om platenbons en succesvol uitgever te worden. “Do You Love Me” van the Contours, het eerste succes van Motown’s Berry Gordy, gaf Willem van Kooten (zoals z’n familie hem kende) z’n eerste kans in het zakenleven. Het is vierenveertig jaar na “Mr. Tambourine Man” en vele miljoenen later. Willem gaat met pensioen en werpt zich op een autobiografie. Aan de Portugese Algarve bezint hij zich tussen z’n eigen achttien golfholes op een leven in de muziek. Hij stuurt me een lange e-mail: “Een vraag die bij me opkwam, en die me niet meer loslaat: Zou het kunnen zijn dat jij en ik de Gouden Eeuw van de popmuziek hebben meegemaakt, die grofweg liep van 1955 tot 1995 of daaromtrent? Van Little Richard, Elvis, Sam Cooke, via Randy Newman, Bob Dylan, Beatles en Stones, Bruce Springsteen, en, vooruit, Michael Jackson, Prince, Phil Collins, en zeg maar waar het ophield? Madonna? Ook al 50 inmiddels. Waar zijn de nieuwe grote singer-songwriters, bands, ik hoor ze niet. Ja, die rappers. Maar die spreken me niet aan. En als ze al eens een echte hit hebben zijn ze gepikt of half  vol met samples van 20-40 jaar geleden. Of is het de oude dag? Wat is daarop je antwoord? We hebben het zelf allemaal meegemaakt en er een rol ingespeeld, de opgang, en zijn we nu getuige van het verval? Ik stel je mening op prijs, zoals gewoonlijk”.

Willem van Kooten laat de met Nico Haak, “Venus” van Shocking Blue, de Golden Earring en heel veel buitenlandse hits opgebouwde tent Red Bullet annex Nanada Music over aan z’n zoon Eelko, die het nu moet hebben van gezichtloze disco en Nederlandstalig materiaal. “Goed jaar gehad in de muziek, #1 met Wolter Kroes en Jeroen van der Boom, aantallen droevig”. Er lijkt geen Roem en Glorie meer in te zitten. Willem leest over mijn schouder mee en klaagt dat ik z'n vraag alleen maar herhaald heb: “k heb nog steeds geen antwoord op m'n vraag, een vraag die jij eigenlijk alleen maar herhaalt met de kennelijke bedoeling de vraag in ruimere kring te stellen en ik vraag me af: aan wie dan wel.Jij dwaalt graag en leuk af, daar niet van, maar zijn we ouwe lullen geworden die alleen  maar zitten te zeuren over hoe goed de Beatles, Rolling Stones, Sam Cooke en Roy Orbison waren, die ons voortdurend kippenvel bezorgden als er weer een nieuwe uitkwam die weer een meesterwerkje bleek te zijn; kippenvel dat we de laatste 10-15 jaar niet meer hadden, hoe ook zochten en luisterden? Heb je iemand bij je in de buurt op het oog die met een duidelijke reactie kan komen  een reactie waar we wat aan hebben? Maar ja, Jerry Wexler is dood, die had oren en  50 jaar ervaring. Ahmet ook, van de trap gevallen, achter het podium bij de Rolling Stones in New York, op z'n 76ste. Rock & Roll of niet soms? Moeten jij en ik het weer zelf opknappen, lezen, nadenken en tot een conclusie komen?”

Was vroeger echt alles beter? “Vergeet het maar!”, aldus die andere Willem, Venema dus: “Er is altijd goede muziek en veel slechte muziek gemaakt. Bovendien had jij geen voorbeelden, dus kon je nergens op teruggrijpen behalve The Dutch Swing College band en dat soort gedateerde -in jouw ogen destijds- ouwe lui’s bagger. De muziekindustrie ten ondergegaan aan 'greed' simpel 'greed': de ‘mogols’ voorop. Grijpkapitalisten uit de muziek. Het is anno april 2009 niet echt ‘bon ton’ om te zeggen: "geef ze eens ongelijk", maar zo denkt volgens mij nog steeds de halve natie. Het feit dat 'de jeugd' er allemaal geen cent voor over heeft, heeft alles met welvaart (what are we fighting for?), verminderde maatschappelijke relevantie van popmuziek, de technische evolutie te maken en een 'lack of education'. Als je een kind niks leert waarderen, heeft het er later ook geen cent voor over”. Volgens Venema is het niet de muziek die instort, maar de business eromheen: “De geest van het fenomeen cyberwereld met al zijn zogenaamde gemakken van 'gratis dit' en 'gratis dat' (behalve dan dat je wel voor je computer, de provider, de stroomboer enzo moet betalen!) krijg je nooit meer terug in de fles. Waarom zou een muzikant niet gewoon mogen leven van zijn voorstellingen? Waarom zouden allerlei 'tussenpersonen' (distributeurs, publishers etc etc) per sé iets moeten verdienen aan al de plaatjes en vooral de rechten daarop? Het grootste gedeelte van de mensheid kent het begrip intellectueel eigendom niet eens? Er is eigenlijk geen ruk veranderd, vroeger had je Heintje, waar iedereen zijn zakken mee vulde, nu heet-ie Jantje Smit en Buro Volendam vult nog steeds de zakken; niet alleen met plaatjes, maar met kaartjes! Geef ze eens ongelijk"...

Het heeft toch óók met radio te maken. Gouwe Ouwe stations blijven dezelfde hits van vroeger draaien en zijn wars van alles dat naar nieuw ruikt. De meeste stations waar nog iets hedendaags voorbij komt voegen per week slechts één of twee nieuwe liedjes aan hun playlist toe, en met name in de VS doen ze het in hun broek van angst dat hun omroep naar praatradio gaat switchen. Hebt U trouwens ook zo’n hekel aan gezwets op de radio? De levenslijn tussen de studio en de radio, de pluggers die met diskjockeys sliepen om ze voor een nieuw Goffin-King, David-Bacharach of Holland-Dozier-Holland liedje te winnen, die vind je zeker vandaag de dag niet meer in Amerika. De platenbonzen van weleer die met een lakker, een acetaat of een tape naar het dichtstbijzijnde station renden om te kijken hoe het op de radio klinkt, alles verleden tijd! Sam Phillips kwam er in vijf minuten achter dat “Great Balls Of Fire” de luisteraars in Memphis wakker schudde. Dickie Klein kreeg na een paar seconden DJ’s plat voor “Stars On 45”. En anderhalf uur nadat ik m’n plugger Ronnie Mol een doosje “Virginia Plain” van Roxy Music gaf, belde hij door dat ik bij het avondeten de radio aan moest zetten. Op vrijdagavond tien minuten over zes ging-ie de lucht in op Hilversum III en ik wist meteen dat ik maandagochtend 20.000 singles kon gaan persen. De meeste programmaleiders zijn al door computers vervangen en de DJ’s door radiolawaaipapegaaien. De paar overlevende presentatoren mogen eens per week een nummertje naar eigen smaak draaien en de zendercoördinatoren gaan voor de winnaars van ‘Idols’, de stralende witte glimlach van Het Grote Geld, het titelnummer van een grote bioscoopfilm, De Bekende Nederlander, de nieuwe van U2 single, of het een draak is of niet, of die nieuwe van Sony Music of Universal die een reisje Londen oplevert. Het opdrogen van de slagader tussen de schepper en de luidspreker is ten koste gegaan van het enthousiasme van zowel luisteraar als liedjesmaker. Ren je nog steeds naar de radio om de volumeknop helemaal tot het randje te draaien zoals toen Herman Stok voor het eerst “Time Is On My Side” draaide of toen ik voor het eerst de eerste drie noten van de Supremes’ single “I Hear A Symphony” hoorde?  Denk ik niet! Radiomatig is de muziek afgelopen. Dooier dan je je ooit hebt kunnen voorstellen. Het dient er hooguit om de radiolawaaipapegaaien meer glans te geven. Het is alles gelul wat de klok slaat. Plat gelul op de Nederlandse FM zenders en gevaarlijke gekte a la Russ Limbaugh, waarmee in Amerika het heilige territorium van Alan Freed bezoedeld wordt.

De hoofdredacteur van Internet publicaties Folkwax en Blueswax, Don Wilcox, beweert dat ‘ondanks alle vreselijke ontwikkelingen waardoor jij en ik niet meer net als dertig jaar geleden fantastische muziek kunnen vinden, we nog steeds meespelen. En we spelen mee omdat we nog steeds een neus hebben voor het vinden van geweldige muziek voor iedereen’. Don denkt dat we mediamatig in een pionierstijd leven die het beste met de dagen van het Amerikaanse Wilde Westen te vergelijken is. En dat de crème-de-la-crème vanzelf weer boven komt drijven. Ik hoop echt dat hij gelijk heeft. Maar ik ben zo wanhopig dat ik bijna tegen beter weten in, en tegen dat van de collegae om me heen, het laatste album van Bruce Springsteen bijna de hemel ingeprezen heb. Don Wilcox klinkt hoopvol. Ik blijf positief, maar angstig, vol jeugdsentiment, en blijf me afvragen waar het fout gegaan is. Koester echter nog steeds een glimmer van hoop dat we ooit nog een nieuwe Sam Cooke, Otis Redding, Buddy Holly, Fats, Jimi of Janis mogen aanschouwen.

Maar meer dan in al het voorgaande geloof ik in de vreselijke waarheid van Hennie van Kuijeren. Wat 11 september was voor de Amerikaanse samenleving werd het mobieltje voor de platenbusiness: het begin van het einde. Het zakgeld van de grote massa gaat op aan mobiele abonnementen. Een maandje bellen en chatten gaat toch gauw twee, drie CD’s kosten. En als je zolang zit te chatten en te bellen als de gemiddelde Nederlander dan heb je ook helemaal geen tijd meer om een plaatje te draaien. Kochten we vroeger een nieuwe elpee dan draaiden we die de eerste week minstens tien keer. We hadden toen nog ruimschoots de tijd om te luisteren, want wat hadden we behalve huiswerk? Computers bestonden nog niet, er waren drie TV kanalen, een spannend boek en dan hield het op. Nu moet je op je Playstation of je Nintendo agenten doodschieten, auto's jatten of vliegtuigen uit de lucht halen. Rockstar spelen op een namaakgitaar. Emailen, chatten, bellen, Twitteren, Hyven: de jeugd heeft geen tijd meer om over iets nieuws na te denken en de rest denkt sowieso dat er niets nieuws meer onder de zon is. Gelukkig kan je je mobieltje nog wel meenemen naar een ‘event’, een concert, een stadion-optreden. En ‘m als een aansteker in de lucht houden er foto's mee maken of je chatvrienden mee te laten luisteren.

Misschien dat daar voor het podium ook de muzikanten van de toekomst geboren worden. Zoon Thijs heeft naast het podium bij Annie Golden en Frank Carillo de smaak te pakken gekregen en natuurlijk onderweg met Herman. M’n vriendje Eric Villiers (af en toe bassist bij Borsato) mocht in 1978 met z’n zuster mee naar Herman Brood and his Wild Romance in de Jaap Edenhal in Amsterdam. Phoney and the Hardcore stonden in het voorprogramma. Eric was 10 jaar oud en kon geen ruk zien tot een Hell´s Angel hem de lucht in hees en op z’n schouders neerplantte: “Ik zat op die gozer z’n nek, de hele avond, en was meteen verslaafd aan de rock ’n roll. Toen wist ik meteen hoe m’n leven er uit zou gaan zien. Met een gitaar in m’n handen!”.

Hoewel er heel wat kernpodia op slot gegaan zijn - in m’n oude buurtje alleen al Atlantis in Alkmaar en Donkey Shot in Heemskerk - valt er misschien uit de belangstelling voor live-muziek nog een beetje hoop te peuren. ‘Maar’, zegt Van Kooten: “alleen als er een nieuw soort radio komt. Eigenlijk een oud soort radio, maar dan opnieuw verpakt: top 40 radio. Avontuurlijk geprogrammeerd, zonder marktonderzoek, gewoon op je gevoel en oren afgaan. Eigenlijk pleit ik voor de terugkeer van de zeepiraten. Kijk maar wat Radio Caroline en Radio London in Engeland voor de popmuziek betekend hebben. Waar hoorden we de Pink Floyd voor het eerst? “Arnold Layne” en “See Emily Play”. Op Radio London of Caroline, dat weet ik niet meer. Misschien draaide de een Arnold Layne en de ander See Emily Play, dat kan ook nog. Kippenvel in elk geval, en ik wist niet hoe snel ik die platen te pakken moest krijgen in Engeland, want Bovema had natuurlijk nog nooit van Pink Floyd gehoord. Een paar dagen later wel bij Joost Mag Het Weten te horen, dat is duidelijk .Naast “Do You Love Me” van de Contours en Fingertips van Stevie Wonder. Allemaal platen die niet uit waren in Holland en soms duurde het maanden voordat dat wel het geval was. En inmiddels zorgde ik er natuurlijk ook voor dat de Motions, Golden Earring, Les Baroques en noem maar op, ook succesvol werden. Kortom Edelachtbare, de vraag moet naar mijn mening zijn: hoe brengen we het avontuur, de passie, de soul weer terug in de popmuziek en alles wat daarmee samen hangt?

We weten inmiddels dat in 2008 de meeste muziek door vijftigers gekocht werden. Bijna alle! Vijftigers, zestigers en zeventigers geven minder geld aan mobieltjes uit. Denk ik. We weten dankzij Hennie van Kuijeren en Willem van Kooten en Willem Venema bijna hoe het allemaal zo gekomen is.

Er vliegen nog heel wat flarden verwarrende gedachten door mijn hoofd. Hoe lossen we dit op? Moet het opgelost worden? Is onze hoop misplaatst?

Is er leven zonder muziek? Ik geloof het niet: het valt en staat met de symbiose. Muziek is Passie, de Brandstof voor de Liefde, onze Hartslag, onze Adem...

Put another dime in the jukebox, baby....

 
Evert Wilbrink

 
PS: Ik voel me geroepen even snel een slordigheidje recht te zetten uit het vorige Platenblad, waarin ik meldde welk salaris CBS Grammofoonplatenbaas Hemmy Wapperom Sr. me in 1966 toedacht, toen hij me voor de pers- en publiciteitsafdeling inhuurde. Het was geen honderdenvijfenzeventig gulden per week, nee… het was honderdenvijfenzeventig gulden per maand! Geen wonder dat m’n vader me terug wilde sturen om opnieuw te onderhandelen: een treinabonnement Alkmaar-Haarlem kostte toen al negenendertig gulden (per maand). Maar mij interesseerde dat niks: ik werkte immers voor Bob Dylan
 

© s. kroeske - j.fictoor